Algemeen
Wat is zweefvliegen?
Een zweefvlieger kan in de lucht blijven dankzij warme, opstijgende lucht: "thermiek". In tegenstelling tot wat sommige mensen denken, hebben zweefvliegtuigen niet per se wind nodig om te kunnen vliegen. Ze vliegen ook en net zo goed wanneer het windstil is. Als je in de bergen vliegt maak je juist wel gebruik van wind, je gaat dan in zogenaamde stijgwind vliegen die langs de berg omhoog gaat. Op de meeste plekken in het vlakke Noord-West Europa ben je voornamelijk afhankelijk van thermiek.
De start en vlucht
Een speciale lier of een (motor)sleepvliegtuig brengt je naar voldoende hoogte, dat is minimaal 300 meter maar vaak veel hoger. Daarna zweeft je vliegtuig heel langzaam naar beneden. Om zo lang mogelijk in de lucht blijven ga je op zoek naar thermiekbellen.
Die ontstaan op plaatsen waar warme lucht loslaat van het aardoppervlak zoals belletjes in een colaglas. Als je rondjes gaat vliegen in die bellen van opstijgende lucht, gaat je vliegtuig omhoog. Met voldoende thermiek kun je met gemaak grote hoogten bereiken, 1 á 2 km is geen uitzondering. Als je zo hoog komt kun je soms wel uren in de lucht blijven.
De landing
Als er geen de thermiek meer is of wanneer de volgende vlieger aan de beurt is, zweef je rustig terug naar het aardoppervlak. Tijdens de zweefvliegopleiding leer je de vlucht steeds zo te plannen, dat je nog altijd veilig het vliegveld kunt bereiken om te landen. Na de landing helpen mensen op de grond om het vliegtuig weer terug naar de startplaats te brengen, zodat er weer een volgende vlucht mee kan worden gemaakt.
'Overland' van A naar B vliegen
Als je van een vliegveld opstijgt en ergens buiten het bereik van je eigen veld ergens anders landt, dan noemen we dat een 'overlandvlucht'.
Heb je genoeg ervaring en je brevet gehaald, dan kun je door van thermiekbel naar thermiekbel te vliegen grote afstanden afleggen. Bij zo’n overlandvlucht ben je gewoonlijk buiten glijbereik van een vliegveld. Als je dan geen thermiek kunt vinden bestaat de kans dat je een zogenaamde 'buitenlanding' moet maken, niet op een vliegveld maar bijvoorbeeld in een weiland of een pas gemaaid korenveld. Dat is dus géén noodlanding.
Op bezoek...
Dat 'buitenlanden' gebeurt verscheidene keren per jaar. In de meeste gevallen krijg je als 'vreemde vogel' een warm onthaal van de lokale bevolking. Nadat je geland bent, neem je per telefoon contact op met je clubgenoten, zodat ze je kunnen ophalen in een auto met aanhanger. In het weiland wordt het vliegtuig uit elkaar gehaald en op de aanhanger gezet.
Na thuiskomst zal je alle belevenissen natuurlijk in geuren en kleuren kunnen navertellen!